Néerlandais

Pièce de théatre "les gardiens de chameaux" traduite en flamand par Gottlieb Blokland en 2012.

De kameelhoeders

Het toneel speelt in de tijd van Jezus in een slaapvertrek van een herberg in Bethlehem, de dag na de aankomst van de wijzen in Bethlehem.  Het is vroeg in de morgen,  de knechten van de wijzen worden juist wakker. 

 

Rollen

Achmed:  De eerste hoeder,  de hoofd knecht,  een bedachtzaam man

Omar:  De tweede hoeder:  een materialist

Suleiman (uitspr. Soeleiman):  De derde hoeder:  een gelovige man

Sara:   de eerste dienares:  bazig

Rachel:  de tweede dienares:  zacht en vriendelijk

Decor

Drie dekens,  een tafel, twee stoelen, een koffer.  De acteurs dragen kleren die passen bij de eerste eeuw

Eerste bedrijf

Inleiding:   Kerstfeest.  Wie kent het verhaal van Maria,  Jozef en de geboorte van Jezus niet?  Wie heeft nooit horen vertellen van de wijzen die geleid werden door een  ster of van de herders die engelen gezien  hadden?  Het verhaal van Kerstmis is ons vertrouwd.  Maar Maria,  Jozef,  de wijzen en de engelen waren niet de enige getuigen van de geboorte van Christus.  Er waren familieleden aanwezig,  en buren.  Wat betreft vreemdelingen,  waren ook de wijzen niet de enigen die Jezus bezocht hebben.  Er waren ook knechten die met hen meereisden.  Hoe hebben zij de geboorte van Jezus beleefd?  Dat gaat u ontdekken in ons toneel dat  ‘De kameelhoeders’  heet.  Ons verhaal begint de dag na de aankomst van de wijzen in Bethlehem.  Het is vroeg in de morgen. Geen lawaai alstublieft,  het is gisteravond laat geworden;  iedereen wordt met hoofdpijn wakker..

(de drie hoeders slapen op de grond.  Het is rommelig op het toneel,  er liggen doeken her en der.  Eén man draait zich nog eens om,  een ander snurkt.  Sara komt al zingend binnen, ze draagt een waterkruik en doeken.  Bij de aanblik van de slapende mannen blijft ze staan,  zet de kruik neer,  knijpt haar neus dicht en zet een (denkbeeldig) venster open.  Ze spreidt het doek uit en zet de kruik erop.)

Sara:  Opstaan heren reizigers!  De zon is al op!  Hier een beetje water om u op te frissen en u misschien te wassen.  Ik breng u zo dadelijk ook brood.  Laat u het raam openstaan.. (ze verlaat het vertrek,  met haar neus nog steeds dichtgeknepen)

Omar:  (hij staat langzaam op en rekt zich uit)  Geen luxe hier!  Deze planken zijn zo hard als steen.  Hier mensen laten slapen..

Achmed:  Ze zeggen dat alle herbergen vol zitten.

Omar:  De herbergiers hadden toch een beetje stro kunnen voorzien.  Ze hebben wel bedden kunnen vinden voor onze meesters..

Achmed:  Maar dat zijn ook de meesters,  en wij zijn maar ..

Omar:  Ik weet het,  je moet me er niet aan herinneren.  Altijd dat klassenverschil.  De rijken nemen het ervan.  Au!  (hij legt zijn hand op zijn rug)  Stomme planken!  Wij liggen hier en onze meesters liggen in zachte bedden!  Ze denken altijd aan hun eigen gemak,  niet aan het onze.

Achmed:  Opstandig, Omar?

Omar:  En met reden! Slapen op harde planken.

Achmed:  Er waren geen bedden meer..

Omar:  Met een beetje geld zouden die tevoorschijn gekomen zijn als door een wonder.  Een paar muntstukken van onze meesters hadden daar wel voor gezorgd.

Achmed:  Houd nu maar eens op met dat mopperen,  Omar.  We worden beter behandeld dan de meeste knechten.

Omar:  Dat neemt niet weg dat onze meesters in gemakkelijke bedden liggen en ik heb niet meer dan een deken.

Achmed:  Dat is alleen deze keer zo.  Je zou toch niet willen dat onze meesters hun bed zouden afstaan en jouw plaats zouden innemen.

Omar:  Voor één keer,  waarom niet?  Dan begrepen ze ook beter hoe wij moeten leven.  De harde planken van dit land!

Achmed:  Hou op met je vertoning, Omar.  Geen meester zou zoiets doen.

Omar:  Wie weet.

Achmed:  Zou jij het dan doen als jij meester was?

Omar: (even stil) Nee.

Achmed:  Zie je wel! 

Suleiman:  (nadat het even stil geweest is)  Onze meesters zijn goed en vrijgevig.  Jullie hebben gezien wat ze gisteren allemaal gegeven hebben aan dat jonge stel:  goud,  wierook en mirre.

Achmed:  Heel kostbaar reukwerk,  het zeldzaamste metaal.  Een fortuin!

Suleiman:  Die arme mensen konden het goed gebruiken:  ze waren echt niet rijk!

Omar:  Zij hadden dat misschien nodig,  maar wij ook.  Hebben onze meesters ons al eens zo’n geschenk aangeboden?  Ik begrijp ze niet.  Waarom al die rijkdom geven aan mensen die ze gistermorgen nog niet eens kenden?  Als ze willen helpen, waarom dan niet beginnen met de mensen die ze al kennen,  bijvoorbeeld de mensen die hen elke dag bedienen zoals wij!

Achmed:  Je hebt gelijk, Omar.  Die vrijgevigheid van gisteravond – daar begrijp ik ook niets van.  Waarom zoveel eer voor een paar arme vreemdelingen?

Omar:  Waarom trouwens deze hele reis?

Suleiman:  Dat weet je toch.

Achmed:  Vanwege de geboorte van de Messias?

Suleiman:  Ja,  vanwege de geboorte van de redder van de wereld. 

Omar:  Dat is wat onze meesters zeggen.

Suleiman:  Ja,  en dan?

Omar:  Misschien vergissen ze zich?

Suleiman:  Je hebt de ster gezien die ons geleid heeft.  Toen we gisteren aankwamen in Bethlehem,  zagen we hem stilstaan boven een huis.  Was dat nu geen bewijs dat wij voor het huis van de Messias stonden,  gisteravond?

Omar:  Nee.

Suleiman (verbaasd):  Heb je dan de ster niet gezien?

Omar:  Jawel.

Suleiman:  Awel!

Omar:  Ik heb ook het huis gezien.

Suleiman:  Ik begrijp niet wat je wilt zeggen.

Omar:  Dat is gemakkelijk.  Het huis dat we gezien hebben was geen paleis.

Achmed:  Dat is het minste dat we kunnen zeggen.

Omar:  Een heel schamel huis,  een huis van arme mensen.  Als de Zoon van God moest komen in de wereld,  zouden we hem niet vinden in zo’n verloren gat en nog minder in zo’n krot!

Suleiman:  Zeg, wie denk je wel dat je bent?  Kun jij soms zeggen wat God moet doen?

Omar:  Ik beslis niets,  Soeleiman.  Ik denk alleen na.  Als de heer van de wereld zich verwaardigt om tot ons neer te dalen,  dan zou hij komen wonen in een paleis,  in het mooiste paleis van de wereld.  Een beetje respect voor God,  alsjeblieft.

Suleiman:  Als God van de armen houdt,  waarom zou hij dan niet naar de armen toekomen, op hun niveau?  Zijn  wij soms minder waard dan de rijken? Van geld wordt een mens niet beter, dat weet je ook wel.

Achmed:  Misschien,  maar dat God zoveel om de armen zou geven dat Hij zelf ook arm wordt,  dat lijkt me toch wel .. onwaarschijnlijk.  God is toch wel wat anders!

Omar:  (snel) Amen, Achmed.

Achmed:  Wat bedoel je?

Omar:  (rustiger) Amen, Achmed.  Ik ben het met je eens, Achmed.

Suleiman:  Daarnet, Omar, wilde je dat onze meesters op planken gingen slapen,  al was het maar voor één nacht,  om ons beter te kunnen begrijpen.  Als God van de armen houdt,  waarom zou Hij dan niet arm worden?  Zou dat niet de beste manier zijn om te laten zien dat alle mensen voor hem belangrijk zijn? 

Omar:  Mwah.

Suleiman:  Zou jij geen respect willen van alle mensen?

Achmed:  Soeleiman,  ik ben bang dat bij jou de wens de vader is van de gedachte. 

Suleiman:  Mijn wensen?  De ster – jullie hebben hem ook wekenlang gevolgd.  Is hij niet precies in Bethlehem blijven staan,  boven het huis waar een pasgeboren kind was?  En de godsdienstige leiders in Jeruzalem,  jullie hebben die ook gehoord.  Hebben zij in hun profetische boeken niets gevonden over een dorpje met de naam Bethlehem waar de Messias geboren zou worden?

Achmed:  Dat is natuurlijk wel vreemd.

Suleiman:  Met zulke tekenen van God kun je je niet vergissen.  God heeft ons zijn gezant gestuurd.

Omar:  Toch ben ik niet overtuigd.

Suleiman:  Niet overtuigd?

Omar:  Nee. De armoede van die ouders zit me dwars. Ik vind ook dat we meer tekenen nodig hebben om dit allemaal te kunnen geloven. 

Suleiman:  Een ster is  niet genoeg voor jou?

Omar:  De astronomie maakt me sceptisch.  Aan de hemel gebeuren allerlei dingen die niemand kan uitleggen, maar ik durf er toch niet steeds een goddelijk teken in te zien.

Achmed:  Die ster is toch heus wel een buitengewoon teken!

Omar:  Dat spreek ik niet tegen,  maar voor mij moet het bewijs concreter zijn.  Een wonder hier op aarde.  En eigenlijk zelfs een hele serie.

Achmed:  Zoals de wonderbaarlijke genezing van zieken?

Omar:  Bijvoorbeeld.  Maar ook echt genezingen die totaal en heel duidelijk zijn.  Niet alleen maar rugklachten die ineens weg zijn,  of een koortsaanval die overgaat.  Verlamden en blinden die beter worden,  misschien zelfs doden die opgewekt worden.

Suleiman:  Nu overdrijf je;  je bent ongelovig uit principe!

Omar:  Misschien wel,  maar als de Christus er echt is,  moeten we het merken.  Ze hebben ons gezegd,  toen we dit land binnenkwamen, dat de God van Israël in het verleden grote wonderen heeft gedaan.  Heeft een profeet dit volk niet zelfs door de zee heen geleid?  Heeft het water zich niet verdeeld op het moment dat hij zijn staf over de zee heeft uitgestrekt?

Achmed:  Was dat niet Mozes?

Omar:  Ik weet niet meer hoe hij heet,  maar dat geeft ook niet.  Als hun God vroeger zo gehandeld heeft,  zou hij dan niet meer wonderen moeten doen als zijn Messias persoonlijk aanwezig was?

Suleiman:  Misschien echt wel!  Misschien gaat dit kind wel heel veel wonderen doen!

Omar:  (koel)  Misschien,  misschien.  In afwachting, blijf ik sceptisch!  

 

2e bedrijf

Rachel  (komt binnen met een brood)  Ah,  u bent op.  Niets te vroeg.

Achmed:  We zijn gisteren laat gaan slapen. 

Rachel:  Uw meesters ook,  maar toch ze al lang opgestaan.

Suleiman:  Ze zijn al opgestaan!

Rachel:  En druk aan het praten.

Omar: Waar spreken ze over?

Suleiman:   Vast over de Messias.

Rachel:  Over wie?

Suleiman:  Over de Messias,  de Redder van de wereld,  die geboren is.

Rachel:  De redder van de wereld die geboren is?

Suleiman:  Zo is het.

Omar: Dat is niet belangrijk.

Suleiman:  Niet belangrijk!

Omar:  On-belangrijk!  Ik zou liever willen weten waarover onze meesters het hebben.

Rachel:  Ik weet het niet.  U moet het vragen aan Sara.

Achmed:  Wie is Sara?

Rachel:  Het andere dienstmeisje.  Ik mag alleen de knechten bedienen,  maar zij ook de meesters.

Omar:  Weer dat klassenverschil.

Rachel:  Wablief?

Suleiman:  Probeer het maar niet te begrijpen,  het is toch niet van belang.

Omar:  Niet belangrijk!

Rachel:  Ik begrijp er niet veel van,  maar ik zie dat jullie nu tenminste wakker zijn en al net zo opgewonden als jullie meesters. 

Achmed:  Ik vraag me af waarover ze zo vroeg met elkaar praten.

Omar:  Misschien willen ze Jeruzalem bezoeken?

Achmed:  Dan moeten we met hen meegaan.

Omar:  Dan kunnen we die beroemde stad ook bezoeken.

Rachel:  Hebben jullie dat nog niet gedaan?  Ik dacht dat jullie uit Jeruzalem kwamen.

Omar:  We zijn alleen op bezoek geweest in het paleis van Herodes.  Een mooi gebouw,  maar ik had toch graag de rest van de stad gezien en vooral de tempel.  We hebben er alleen van ver naar gekeken.

Rachel:  De tempel is prachtig.  Hier zeggen we dat het het mooiste gebouw ter wereld is.

Achmed:  Ik zou wel een paar dingen willen kopen. Mijn vrouw heeft mij gevraagd om een paar stoffen voor haar te kopen en ..

Omar:  Ik zou een hele voorraad kopen om die thuis te kunnen verkopen. 

Achmed:  Jij denkt ook altijd aan geld.

Omar:  Je moet je zien te redden (keert zich naar Soeleiman)  Niet iedereen krijgt goed, wierook en mirre cadeau.  (Hij merkt dat Soeleiman het gesprek niet volgt en met zijn rug naar hen toegekeerd zit).  He, Soeleiman!  Ons bezoek aan Jeruzalem kan jou niet zoveel schelen,  zeker?

Suleiman:  Ik wil liever hier blijven en de Messias bezoeken.

Omar:  Heel deze reis en dan geen bezoek aan Jeruzalem?

Suleiman:  Heel deze reis en geen bezoek aan de Messias?

Omar:  Het is maar een kindje, zoals ze zoveel zijn.

Suleiman:  Jeruzalem is ook maar een stad zoals er zoveel zijn.  (Omar en Soeleiman beginnen te vechten)

Achmed:  Zeg, houden jullie eens op!  Jullie meesters laten jullie toch niet kiezen.

 

 

3e bedrijf

Sara: ( Komt haastig binnen)  Ah, eindelijk heb ik jullie gevonden!

Rachel:  Wat is er,  Sara?

Sara:  De meesters van deze mannen lijken al gauw te willen vertrekken.  Ze vragen aan meneer Achmed om nu vlug naar hen toe te komen.

Achmed:  waar zijn ze dan?

Sara:  In de eetzaal achterin van de herberg.  Waar we jullie gisteravond ontvangen hebben.

Achmed:  (Tegen Omar en Soeleiman)  Wacht even op mij.  (vertrekt en zegt nog)  En ruim hier een beetje op terwijl jullie wachten.

Rachel:  Willen de heren nog weten waarover hun meesters het deze morgen hadden?

Omar:  Over een bezoek aan Jeruzalem?

Soeleiman:  Over ee n bezoek bij de Messias?

Omar:  Over een rondleiding over het tempelplein,  en de tuinen van het koninklijk paleis en het amfitheater en de vestingwerken..

Sara:  Niets van dat alles.  Geen bezoek nergens meer.  Uw meesters willen  het land zo snel mogelijk verlaten.

Omar:  Het land verlaten!

Suleiman:  Zo snel mogelijk!

Sara:  Zo snel mogelijk.

Omar:  Zonder een bezoek aan Jeruzalem?

Suleiman:  Waarom zo’n haastig vertrek?

Sara: Ik weet het niet, ik het niet goed begrepen.  Ze praatten over een droom.  God had hen gewaarschuwd;  een baby was in gevaar.

Suleiman  De Messias zal in gevaar zijn.

Sara:  Misschien wil koning Herodes het kind doden.

Omar:  Herodes wil een kind doden!

Sara:  (zacht en om zich heen kijkend of niemand haar hoort)  Het is een wrede koning.  Elke rivaal, groot of klein,  wordt uit de weg geruimd. Hij is in staat de ergste gruweldaden te begaan.    

Rachel (ook zacht)  Voor Herodes zou het zijn eerste moord niet zijn.  Een mensenleven telt voor he niet veel en zeker niet dat van een kind. 

Sara:  Bij hem moet je steeds het ergste verwachten.

Rachel:  Hij heeft zelfs leden van zijn eigen familie, sommige nog kinderen,  laten ombrengen.

 

4e bedrijf

(Er naderen haastige stappen.  Paniek onder de acteurs op het toneel.  Ze zijn bang dat hun woorden over Herodes afgeluisterd zijn.  Achmed komt buiten adem het toneel op.  Opluchting alom.)

Omar:  Wel, wat hebben ze beslist?

Achmed:  We vertrekken deze nacht naar de Dode Zee.

Soeleiman:  Deze nacht nog!

Achmed:  We gaan een weinig gebruikte weg nemen die van Bethlehem direct naar de woestijn voert.

Omar:  Wat gebeurt er dan?

Achmed:  Onze meesters hebben dromen gekregen, vorige nacht.  God heeft hen gevraagd niet terug te keren naar Herodes.

Omar:  We gaan het paleis van Herodes niet terugzien.

Achmed:  Het paleis niet en de rest van Jeruzalem ook niet.  We vermijden de stad (Achmed wijst naar het ene einde van het toneel,  dan naar het andere).  We vluchten naar het zuiden tot Tekoa;  dan nemen we weg die dwars door de woestijn loopt. Zo bereiken we En-Gedi aan de oever van de Dode Zee.

Suleiman: Is het wijs om ’s nachts door de woestijn te reizen?  Zullen we niet overvallen worden door bandieten?

Rachel:  Het grootste gevaar voor jullie zijn de wachtposten van het fort Herodion.

Suleiman:  Wat is dat?

Rachel:  Herodes heeft vijf kilometer hier vandaan een fort laten bouwen.  Het staat aan de rand van de woestijn,  op de weg naar En-Gedi.  Er zijn altijd wachtposten.

Achmed:  We zullen ’s nachts reizen om te vermijden dat we aangehouden worden.

Omar:  Maar dat we riskeren we dus toch.

Sara:  Misschien is het toch minder gevaarlijk dan jullie denken.  De soldaten zijn daar om Herodes te beschermen in het geval er een opstand uitbreekt.  Als alles rustig is, controleren ze de reizigers niet.  Ze verwachten niets en jullie zullen zonder problemen kunnen passeren,  zeker als jullie ’s nachts reizen. 

Omar:  Dit hele verhaal is al te gek.  Onze meesters beginnen een ongelooflijke reis,  volgen een geheimzinnige ster duizenden kilometers lang,  bieden een fortuin aan geschenken  aan aan vreemdelingen van wie ze voordien het bestaan niet eens wisten,  en nu,  als gevolg van een droom,  moeten we het land ontvluchten alsof we dieven zijn, terwijl we gevaar lopen en van de woede van de koning aan wie we ons woord gegeven hadden én van de aanvallen van bandieten, die nog voordat ze beseffen dat we geen  cent meer op zak hebben,  misschien ons hoofd zullen inslaan.  Gewoon niets logisch aan.  Wat zou er niet gebeuren als iedereen zijn dromen achterna ging? 

Achmed:  Genoeg, Omar.  De tijd om te discussiëren is voorbij.  We moeten handelen.  Onze meesters hebben ons opgedragen de bagage klaar te maken en de kamelen te zadelen.  Ga je ze gehoorzamen of niet?  Laat je je soms verleiden door een beloning van Herodes om ze te verraden?

Omar:  Zeg,  Achmed,  gaat het nog?  Ik ben misschien niet zo lichtgelovig,  maar daarom nog lang geen verrader.  Zoiets doe ik niet.  Goed, ik ga mee, maar het is dwaas om eerst maandenlang te reizen en dan als we er eindelijk zijn, binnen 24 uur terug te keren.  Wat verwacht je van mij?

Achmed:  Geef de kamelen te drinken en maak ze klaar voor de reis.  (Omar gaat schoorvoetend het toneel af).  Soeleiman,  ruim alles op hier in het vertrek en in dat van onze meesters. Ik ga eens horen wat we moeten verwachten op onze weg.

Sara;  De herbergier kent de omgeving heel goed.  Hij zal u zeker helpen.  Moet ik u naar hem toebrengen?

Achmed: Graag, ga me maar voor (Sara en Achmed gaan af).

 

5e bedrijf

Suleiman (verzamelt zijn spullen)  Zo dicht bij de Messias zijn en Bethlehem moeten verlaten zonder hem gezien te hebben,  is dat niet het toppunt van tegenslag?

Rachel:  Ben je er zeker van dat het echt de Messias is die geboren is?

Suleiman:  Wat betekent anders de ster die ons naar Bethlehem gebracht heeft?  Wat moeten we anders denken van de profetieën die de geboorte van de Messias voorspellen in dit dorpje?  Misschien zijn er nog andere tekenen?  Was er niets bijzonders op te merken in de streek de laatste tijd?

Rachel (aarzelt) Nee,  of toch wel!  Er waren een paar herders die vertelden dat ze op een avond engelen gezien hebben die hun de geboorte van de Messias hebben aangekondigd.

Suleiman:  Gewone herders?

Rachel:  Ja,  ik weet het nu weer:  ze zeiden dat ze een kind in een voerbak gevonden hadden,  en dat de engelen hun dat gezegd hadden. 

Suleiman:  (peinzend)  In een voerbak.  In Bethlehem,  de stad van de Messias.

Rachel:  Ze hebben het zo gezegd.

Suleiman:  Kun je zulke herders geloven? 

Rachel:  Ze hebben vast niet gelogen.  En ze staan met twee benen op de grond.

Suleiman:  Dus?

Rachel:  Maar toch leek het me een raar verhaal.

Suleiman:  Maar kan God niet iets raars doen?

Achmed:  (van achter)  Soeleiman,  ben je klaar?

Suleiman:  (luidop)  Ja,  bijna!  (aan Rachel)  Waren er nog andere vreemde dingen?

Rachel:  Nu ik erover nadenk,  ongeveer een half jaar geleden is er iets raars gebeurd in een priesterfamilie.

Suleiman:  Vertel!

Rachel:  Ik weet niet goed hoe het gegaan is, maar het was een priester die ineens niet meer kon praten.  Hij zei ook dat hij een engel gezien had bij het offeren in de tempel.

Suleiman:  Meer weet je er niet van?

Rachel:  Het was ook iets met de Messias:  ik geloof dat de zoon van de priester profeet zou worden.  Misschien om de Messias aan te kondigen en dat hij dat niet kon geloven.  Hij wilde een teken en kon ineens niet meer praten. 

Suleiman:  Hij kon niet meer praten!

Rachel:  Geen woord meer.  Iedereen zei dat het een straf van God was omdat hij de engel niet geloofde.

Suleiman:  Dat is toch wel iets!

Rachel:  Ik weet het nu weer:  Na de geboorte van zijn zoon kind kon hij ineens weer wel praten en het verhaal vertellen.

Suleiman:  Na de geboorte?

Rachel:  Bij ons wordt een jongetje een week na de geboorte besneden. Dan krijgt hij zijn naam.  En toen kon hij ineens weer praten.

Suleiman:  Geweldig!  Hoe meer je erover nadenkt,  hoe meer aanwijzingen er zijn!

Achmed:  (van achter)  Soeleiman,  waar blijf je?

Suleiman:  Die man werkt me op de zenuwen.  Ze merken niet eens wat er hier eigenlijk aan de hand is.  Kon ik er maar meer van te weten komen!

Achmed  (dichterbij)  Soeleiman,  kom je nu of niet?

Suleiman:  (luid)  Ja, ja,  ik kom!  (Pakt zijn spullen gauw op,  gooit ze in een koffer en richt zich nog eens tot Rachel)   Ik denk dat de meeste tekenen nog moeten komen.

Rachel:  Wat bedoel je?

Suleiman:  Houd je oren maar open. Als dit kind echt de Messias is,  dan zul je nog wel meer van hem horen,  zeker als hij groot is! 

(Rachel gaat als eerste af,  Soeleiman komt achter haar aan met de koffer.  Het licht gaat uit)